Zondag 29 mei 2022, Sardinië
Na een week in de Marina di Ragusa te hebben vertoefd verlaten we op maandag de veilige haven om de eerste hop naar de zuidwestpunt van Sicilië te maken.
Het weer is goed als we vertrekken en na twee uurtjes op de motor kunnen de zeilen omhoog. We hebben een tocht van 140 mijl voor de boeg, een dag, een nacht en een ochtend varen. Het is mooi om langs de zuidkust van Scicilie te varen. Het ene na het andere vissersdorpje gaan we voorbij.
Als de avond valt zien we de vissersboten als groene scheepjes op de AIS. Overdag probeerden ze nog een ontmoeting te regelen, door recht op ons af te varen, maar in het donker houden ze netjes hun voorgenomen koers. Er wordt heel veel gevist hier bij de kust.
Tijdens de nacht valt de wind weg en de motor gaat aan. Maar gelukkig kunnen we de volgende morgen weer zeilen. Het weerbericht heeft harde wind voorspeld voor dinsdagmiddag en woensdag, dus doen we ons best om een veilige plek te bereiken voor die tijd.
Rond 3 uur op dinsdagmiddag lopen we de haven van Trapani binnen. Het is een haven met druk verkeer, maar er is een hoekje waar je mag ankeren. We roepen Port Control op, die ons vertelt waar we mogen liggen en als we net geankerd zijn aangeeft dat we nog een stukje verder naar het zuiden moeten gaan liggen. En dat doen we natuurlijk. Er gaat flink wat ketting in het water, zodat we ons geen zorgen hoeven te maken als de harde wind komt.
Woensdagmorgen begint het te blazen, een dikke 6 Beaufort. We hebben gelukkig niet veel last van de bijbehorende golven omdat we in de beschutte havenkom liggen. Ons eten begint op te raken, maar we zien het niet zitten om de dinghy in en uit het water te doen bij zoveel wind. Ik struin de voorraad kasten af en vindt nog het een en ander. Ik bak weer een brood en maak creatieve maaltijden.
Er komt nog meer slecht weer aan en dat willen we voor zijn op weg naar Sardinie. Donderdagmorgen om 6.15 gaat het ankerop en varen we de haven van Trapani uit. Het anker zat stevig vast in de modder na een dag harde wind en wordt afgespoten met de ‘dekwash’. Er staat een mooie wind en we hijsen alle zeilen. Een relaxed begin van een tocht van ruim 160 mijl. We genieten van de rust en de ruimte. Hoe lang zal dat duren? 
De wind neemt af en om 4 uur is de wind helemaal weg en gaat de motor aan. We zetten een derde rif in het grootzeil om het klapperen tegen te gaan. Het helpt niet echt en we proberen van alles. Tevergeefs. Dan komt er ineens heel veel wind. Dat duurt een half uurtje en wat er overblijft zijn akelige golven. Jakob gaat een poosje slapen en om half 8 serveer ik soep. De boot blijft erg schommelen. Als het mijn tijd is om te slapen, verbouw ik de kajuit en ga tussen de tafel en de tv op de bank geklemd liggen. Dit plekje is midden in het schip en daarom het rustigst. Ik slaap een uurtje. Mijn volgende wacht van 12 tot 3 uur is gelukkig rustig. De motor bromt, ik lees een boek en drink warme thee. De nacht is pikzwart. De hemel is bewolkt. Geen sterren dus.
Om 3 uur draag ik de wacht over en kruip weer op de bank. Na een uurtje voel ik dat we zeilen. De motor is uit. Ha, denk ik, nu kan ik nog een poosje voorin liggen. Ik val in slaap maar wordt gewekt door een gek geluid. Ik ga naar buiten en daar zit Jakob in een hoekje. Het stormt! We scheuren over het water met een snelheid van bijna 8 knopen. Ik kleed me aan en blijf buiten. Wat een geweld. Ik moet een paar keer rustig ademhalen om mezelf onder controle te krijgen. De wind verdwijnt na een uur of twee en de hele hoge golven blijven achter. De motor gaat aan, de fok moet weg en het grootzeil neutraal. Maar de windvaan moet ook nog neutraal gezet worden. Het schip helt heel erg bij iedere golf. Jakob kruipt op zijn knieën naar het achterdek om alles daar te stabiliseren. We maken weer een schuiver.
Gelukkig loopt het goed af. Als Jakob een poosje later in zijn hoekje in de kuip zit zegt hij: ‘Ik vind dit toch echt niet leuk meer. Ik troost hem dat niemand dit soort weer leuk vindt. ‘Oh gelukkig’, zegt hij, ‘ik dacht al dat het de leeftijd was…’.
De wind speelt een spelletje met ons en draait van noord via oost naar zuid en weer terug. De motor blijft aan en sleurt ons door de onvriendelijke golven. Nog een uur of 5, dan zijn we er.
Wat begon als een prachtige zeiltocht, eindigt in een tocht waarbij we alleen maar onze bestemming willen bereiken! Tja, zo gaat dat!
We varen rond twee uur de haven van Porto Corallo binnen en krijgen een plekje langszij. We zijn best moe en verlangen naar een warme douche. En die is er. Heerlijk. We sudderen de rest van de dag door en gaan op tijd naar bed. We hebben een nieuw probleem(pje). Eer blijkt hier in de buurt geen winkel te zijn en de bus naar het volgende dorp stopt alleen in het seizoen. In bed probeer ik te bedenken wat we nu nog kunnen eten de komende dagen, maar dat is niet veel. Er is wel een pizzeria, dus verhongeren hoeven we niet.
De volgende dag loop ik naar kantoor voor muntjes voor de wasmachine. De mevrouw achter de balie vertelt dat de enige manier om naar het dorp te komen een taxi is. Nou ja, voortuit dan maar. Dat deden we aan de andere kant van de wereld ook. Rond 1 uur lopen we naar het Taxibord en bellen een nummer. De man aan de andere kant van de lijn spreekt alleen Italiaans. Ik loop naar iemand op de kade en druk hem mijn telefoon in de hand. Ik vraag hem om uit te leggen dat we naar het dorp willen.
Wat een pech, deze man spreekt ook alleen Italiaans. Ik loop naar het havenkantoor en vraag de mevrouw of zij wil bellen. Haar lunchpauze begint toevallig net en ze woont in het dorp verderop. We mogen met haar meerijden. Hoe lief is dat
In het dorp Villaputzu gaan we eerst maar eens lekker rondkijken en lunchen. De taxi terug komt niet voor half 4 had de mevrouw gezegd. Het dorp is uitgestorven en we zien veel ‘street-art’.

We vinden een restaurantje met een mooi uitzicht op de bergen, waar wat mensen zitten en sluiten ons aan.
Hier moet je vis eten had de mevrouw gezegd. Dus dat doen we. Ik neem kreeft met grote garnalen en Jakob tonijn. Dat werd smullen.
Met onze buikjes vol lopen we naar de supermarkt en laden allerlei zware dingen in onze kar, zoals water, bier en melk, en eten voor een week.
Als we afgerekend hebben vragen we de kassiere of zij de taxi wil bellen. Ze krijgt contact, maar de eerste komt niet want die is te ver weg. Ze belt het tweede nummer. Die komt ook niet want zit ook te ver weg. In het dorp blijkt geen taxi te zijn en daar staan we dan met vijf grote tassen vol boodschappen, een tray bier en 10 liter water.
De dorpsgemeenschap leeft met ons mee en er wordt gezocht naar een oplossing. Jakob stelt nog even voor om terug te gaan lopen, maar dat is onmogelijk, 7 kilometer met al die spullen in de brandende zon. De klant die net heeft afgerekend begint te gebaren dat ze ons wel wil brengen. Nou, dat is geweldig! We lopen mee naar haar auto, die eruit ziet of ze erin woont. De zooi wordt opzij geschoven, onze tassen gaan achterin en op schoot en daar gaan we. Als een dolle scheurt ze over de provinciale weg naar de marina. Als een coureur haalt ze auto’s in en gelukkig gaat dat allemaal goed.
Bij de slagboom van de marina halen we onze tassen uit de auto en bedanken haar. Het geld voor de taxi krijgt zij. Dat heeft ze wel verdiend. Want wat hadden we moetende als zij dat niet had aangeboden??
Tevreden pakken we alles uit en voelen ons goed met zoveel proviand aan boord. Nu kunnen we er weer een weekje tegen.